Agressie en werkdruk putten spoedafdeling uit

Vier op de tien medewerkers van de spoedeisende hulp in ziekenhuizen zijn emotioneel uitgeput.

De bloembakken en stoelen vlogen vorige week over de spoedeisende hulp van het HagaZiekenhuis in Den Haag. Een agressieve patiënt, onder invloed van drugs en alcohol. Zo’n gebeurtenis, zegt leidinggevende Artze Prins, is heftig voor het personeel. „Ze zijn wel wat gewend, maar aan excessen wen je nooit.” Na zo’n incident moeten verpleegkundigen gewoon weer door naar de volgende patiënt.

Veel medewerkers van de spoedeisende hulp lijden onder hun werk, bleek woensdag uit een onderzoek dat de Universiteit Leiden uitvoerde in opdracht van belangenbehartiger IZZ. De werkdruk is hoog en er is weinig personeel. Ruim 40 procent van de medewerkers voelt zich emotioneel uitgeput – wat neerkomt op burn-outverschijnselen. Een op de drie personeelsleden denkt eraan een andere baan te zoeken.

Volgens Prins, die ook voorzitter is van de Nederlandse Vereniging Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen, is de toegenomen agressiviteit bij patiënten een belangrijke oorzaak van de spanning bij het personeel. Ruim 70 procent heeft er eens per maand mee te maken, blijkt uit het onderzoek. Er deden 887 verpleegkundigen en artsen van negentien ziekenhuizen aan mee.

Een andere oorzaak voor de toegenomen druk is volgens hem de vergrijzing. Daardoor wordt het drukker: soms liggen mensen op brancards in de gang, omdat er geen plekken meer zijn. Ook de toename van comorbiditeit speelt een rol: meerdere aandoeningen bij één persoon. „Patiënten zijn zieker.”

Afwisselend en spannend

Het grote onderliggende probleem, zegt Prins, is het tekort aan personeel. Er zijn al jaren te weinig verpleegkundigen voor de spoedeisende hulp in Nederland. Nu het economisch beter gaat, zegt hij, neemt dat tekort verder toe. „Mensen kiezen voor andere banen.”

Het HagaZiekenhuis leidt extra verpleegkundigen op voor de spoedeisende hulp. En er is een huisartsenpost opgericht op de spoedafdeling, zodat de minder zware patiënten daar terecht kunnen. Toch zijn niet alle vacatures opgevuld, vertelt Prins. „We werken met uitzendkrachten, maar ook die worden schaarser. Dat baart ons zorgen. Zeker nu de griepgolf eraan komt.”

Op de spoedeisende hulp komen allerlei patiënten binnen, van botbreuken tot reanimaties. Dat maakt het werk afwisselend en spannend – een van de deelnemers aan het onderzoek noemt de afdeling „de leukste van het ziekenhuis”. Maar dat zorgt ook voor een hoge druk. „Na de ene reanimatie moet je soms direct door naar de volgende”, zegt Prins. „Er is dan geen tijd om te evalueren.”

Dat betekent niet dat artsen en verpleegkundigen niet geraakt worden door wat ze zien. „Alle kinderen die onder mijn handen zijn overleden, ken ik nog bij naam, bij wijze van spreken”, zegt een van hen in het onderzoek.

Plas- en koffiepauzes

Het verklaart de slaapproblemen waar 14 procent van het personeel mee kampt, denkt Prins. „Als je thuiskomt, gaan al die heftige gebeurtenissen in je hoofd verder.” Ook de wisseldiensten worden als stressvol ervaren. Een medewerker zegt in het onderzoek: „Vooral nu ik wat ouder word heb ik altijd het gevoel met een jetlag te werken.”

Op drukke momenten schieten plas- en koffiepauzes er bij in. „Er zijn diensten waarbij je acht uur op het toppen van je functioneren hebt gewerkt”, zegt een medewerker in het onderzoek. Een ander: „Soms bedenk ik thuis pas dat ik al heel lang naar de wc moest.”

Er komt ook een positief punt uit het onderzoek naar voren: de bevlogenheid is onder personeel van de spoedeisende hulp ruim twee keer hoger dan bij de rest van de beroepsbevolking. „Dat merk je aan het lage ziekteverzuim”, zegt Prins. „En ze praten enthousiast over hun vak. Ondanks het fysieke en verbale geweld waar ze mee te maken krijgen.”

Nu oud en nieuw eraan komt, maakt de spoedeisende hulp zich op voor een spannende tijd, zegt hij. „Vuurwerk, alcohol, verdovende middelen. We bereiden ons goed voor: er zijn extra verpleegkundigen, artsen en beveiligers. Maar dan nog kan het heel druk worden. En je kunt in een fractie van een seconde met agressie te maken krijgen.”

Bron: NRC