Wederzijds begrip SEH verpleegkundige en politie in Westfriesgasthuis gegroeid

Op de afdeling SEH heb je regelmatig met de politie te maken. Dan kan het botsen op het gebied van het medisch beroepsgeheim.

De SEH van het Westfriesgasthuis heeft daar iets op gevonden. Teamleider Philip Vriend: ‘Sinds we in elkaars praktijk meelopen, is het begrip wederzijds gegroeid.’

Samen met politieteamchef GerritJan Molenaar en arbocoördinator Rob Kolster is Vriend vorig jaar begonnen de samenwerking (eerst op papier) goed af te stemmen.
‘We waren tot de conclusie gekomen dat de samenwerking beter moest. We hebben elkaar nodig, maar we willen vaak verschillende dingen. Op zoek naar praktische hulpmiddelen hebben we stroomschema’s van Peter Peerdeman (Landelijk projectleider Veiligezorg®) als basis gebruikt en die helemaal uitgewerkt, specifiek voor onze afdeling. In de koffiekamer hangen nu vijf schema’s die uitgaan van concrete situaties. Daarmee kun je bepalen wat je mag doen als je bijvoorbeeld wordt geconfronteerd met een wapen. Wanneer bel je de politie? Wat mag je de politie vertellen? Wanneer is de situatie zodanig dat je het beroepsgeheim noodgedwongen moet doorbreken en met de raad van bestuur moet bellen?’

Patiënt beschermen

Beide partijen hebben bij elkaar gekeken waarom ze bepaalde beslissingen nemen, vertelt Vriend. ‘De politie heeft feiten nodig voor het onderzoek, wij richten ons op het leven dat we willen redden. Dat kan elkaar in de weg zitten. We hebben eerst gezorgd voor consensus: waar kunnen we elkaar vinden. Daarbij moest alles niet alleen juridisch, maar ook praktisch kloppen. Als wij op verzoek van de politie bloed afnemen bij een patiënt, zou dat niet rechtsgeldig als bewijs te gebruiken zijn. Daar moet Justitie dan iemand anders voor laten komen. Voor ons is het ook niet acceptabel dat de politie informatie opvangt die zij tegen een patiënt kan gebruiken. Wij hebben immers de taak die patiënt te beschermen.’

Politie in witte jas

Toen de afspraken waren gemaakt, besloten Vriend en Molenaar dat ze niet in een map moesten verdwijnen. Om wederzijds onbegrip weg te nemen hebben verpleegkundigen en politiemensen met elkaar meegelopen. Vriend: ‘Bij ons ging het om 30 verpleegkundigen die in groepjes van tien een hele dag hebben kennisgemaakt bij de politie. Maar de politie had 150 agenten die te maken hebben met de spoedeisende hulp. Zij zouden individueel meelopen, in de witte jas. Dat was voor ons MT wel even schrikken. We hebben ze niet allemaal automatisch laten komen, maar wie geïnteresseerd was, kon solliciteren, met een duidelijke motivatie. Dat heeft eerst ongeveer 70 serieuze kandidaten opgeleverd, met vaak mooie verhalen. De politiemensen hebben vooraf een verklaring moeten tekenen dat ze eventuele strafbare feiten die ze zien, niet gebruiken. Toen de eerste stages achter de rug waren, merkte je dat de ervaringen in het korps gedeeld werden en kwamen er meer sollicitaties. Uiteindelijk hebben we 110 man gehad en nu komt er af en toe nog wel eens nieuwe aanwas.’

Echt iets veranderd

Vriend, die zelf ook heeft meegedaan aan de uitwisseling, vond het een zeer interessante ervaring. ‘Je kijkt echt in elkaars wereld. Zij hadden leerpunten voor ons en wij voor hen. Het heeft ook echt iets veranderd: we begrijpen elkaar nu en dat heeft geleid tot nieuwe werkafspraken. De druk die de politie vaak op onze mensen uitoefent om aan informatie te komen, is nu in goede banen geleid. Onze verpleegkundig coördinator is het vaste aanspreekpunt. Die kan de politiemensen vaak de informatie geven die ze nodig hebben, zonder de naam van de patiënt vrij te geven. Dan kan de politie verder met het onderzoek, zonder de behandeling te doorkruisen. Of we kunnen de politie alvast vertellen dat er, medisch gezien, geen aanwijzing is voor een strafbaar feit.’

Bron